Al jong begon Theo Wolvecamp te schilderen. In 1947 stopte hij na twee jaar met zijn studie aan de Academie “Kunstoefening Arnhem en vertrok naar Amsterdam. Daar raakte hij betrokken bij de Experimentele Groep in Holland en in 1948 bij de Cobra-beweging. In 1949 was hij één van de deelnemers aan de internationale Cobra-tentoonstelling in het Stedelijk Museum te Amsterdam. In 1950 werkte hij een half jaar in Bretagne (Pont-Aven). Van 1953 tot 1954 werkte de jonge schilder in Parijs.
In 1954 keerde hij terug naar het betrekkelijke isolement van zijn geboorteplaats Hengelo. Vanuit Twente nam hij deel aan vele nationale en internationale groepstentoonstellingen.
Wolvecamps oeuvre is te verdelen in verschillende perioden. Direct na de oorlog maakte het werk van Pablo Picasso veel indruk op hem. Later raakte hij geïnteresseerd in de kunstschilder Joan Miró. Verder had Kandinsky veel invloed op zijn werk. Na een Miró-achtig begin maakte Wolvecamp abstract-expressionistische werken in vaak donkere tonen en met dik aangezette verflagen. In zijn composities (met name vanaf 1955) duiken fantasiewezens en andere figuratieve elementen op, waardoor ze doen denken aan de schilderijen van het Deense COBRA-lid Asger Jorn.
Zijn eerste “moderne” tentoonstelling was in Neede en Eibergen met met naast zijn werk ook werken van o.a. Jan Bolink, Riemko Holtrop, Jan van der Leest en Eef de Weerd. Hij kreeg hernieuwde contacten en vriendschappen met Hengelose schilders en ontmoette het verzamelaarsechtpaar Hans en Alice de Jong en adviseerde hen bij de opbouw van hun internationale collectie hedendaagse kunst.
In Twente was Wolvecamp’s werk te zien op tentoonstellingen in Almelo (Waag 1956 “Kunst uit particulier bezit” samengesteld door Dirk Hannema), in Enschede (Rijksmuseum Twenthe 1958, “Facetten van Hedendaagse Kunst, samengesteld door Ben Akkerman) en Hengelo(Kunstzaal 1961, “Gestalten”, samengesteld door Hans de Jong).
Pas in 1984 kreeg het Hengelose publiek een goed beeld van het werk van de bekendste kunstenaar van de stad. In de Hengelose kunstzaal vond voor het eerst een solotentoonstelling van zijn werk plaats. In de jaren 1990-1991 volgden overzichtstentoonstellingen in Dordrecht, Enschede en in twee Deense musea.
In 2002 verschijnt de prachtige en uitgebreide monografie “Theo Wolvecamp” (ISBN 90 9016112) ter gelegenheid van de tentoonstelling over zijn werk in het Cobra Museum te Amstelveen.
In zijn voormalig woon- en werkruimte (hij betrekt deze ruimte in 1971) is tegenwoordig de kunstsociëteit Lambooijhuis gevestigd.