De Wolvecampprijs

De Wolvecampprijs, een tweejaarlijkse nationale prijs voor de schilderkunst, is het landelijk bekende initiatief en wordt ook al sinds de oprichting door HeArtpool georganiseerd.
Stichting HeArtpool heeft de prijs ingesteld als eerbetoon aan de kunstschilder Theo Wolvecamp (1925-1992), geboren en getogen in Hengelo en mede-oprichter van de internationale CoBrA-groep in 1948.

Meer informatie >

  • Administratie / Secretariaat:
  • Deldenerstraat 105
  • 7551 AD Hengelo
  •  
  • E info@heartpool.nl
  • IBAN NL38RABO0397520018

Breyten Breytenbach, Gedichten met illustraties

Als jonge twintiger verruilt Breyten Breytenbach (geb. Bonnievale, 1939) in 1961 vrijwillig zijn vaderland Zuid-Afrika voor Parijs. Daar leert hij een vrouw van Vietnamese afkomst kennen met wie hij in 1962 trouwt. Twee jaar daarna verschijnt zijn eerste poëziebundel ‘Die ysterkoei moet sweet’. Vanwege zijn verbintenis met een niet Zuid-Afrikaanse vrouw mag hij volgens de toen geldende rassenwetgeving in Zuid-Afrika zijn eigen land niet meer in. In 1975 gaat hij toch naar zijn geboorteland. Daar wordt hij als illegaal opgepakt en gevangengezet. Breytenbach brengt ruim zeven jaar in de gevangenis door en mag er, uitzonderlijk genoeg, gedichten schrijven. De vijf in gevangenistijd geschreven bundels zijn later als volledige cyclus uitgebracht onder de naam ‘De ongedanste dans’. Breytenbach kwam in 1982 vrij omdat de internationale druk op de Zuid-Afrikaanse regering steeds groter was geworden.

Vanaf 1971 was Breyten Breytenbach geregeld te gast op Poetry International in Rotterdam. Tot nu toe publiceerde hij zo’n dertig poëziebundels in zijn moedertaal. De meest recente is dit jaar in een vertaling van Laurens Vancrevel op de Nederlandse markt door uitgeverij Koppernik uitgebracht onder de titel ‘In de loop van de woorden’.

Bij de opening van de editie 2015/2016 van het sokkelproject ‘Achter de Basiliek’ van stichting HeArtpool Hengelo op zondag 22 november 2015

De Griekse filosoof Plutarchus zei het rond het jaar 100 zo: schilderen is zwijgend dichten en dichten is sprekend schilderen.

Dubbeltalenten als Hans Arp, Paul Klee, Lucebert, Armando en Omar Koubaa hebben laten zien dat ze zowel kunnen schilderen als dichten. Net zoals Breyten Breytenbach dat heeft gedaan. Veertien van diens gedichten staan hier nu in de originele, door hemzelf ‘beschilderde’ en vormgegeven versie op de sokkels achter de basiliek, beter gezegd, sieren die sokkels. Met grote dank aan Stichting HeArtpool!

Gevangenispoëzie

Om eerst nog even terug te komen op Lucebert: die heeft ooit een gedicht gewijd aan Breytenbach. In Luceberts poëziebundel ‘Oogsten in de Dwaaltuin’ uit 1981 staat het gedicht ‘Breyten Breytenbach mag de maan zien’ met pijnlijke zinnen als “… dat je na twee jaar potdicht cachot / een dun matras kreeg en een beetje maan” en “Onder een regen van slagen / maakten ze van je lichaam / een gekrompen regenjas” en “Pijn heeft geen getal”, waarmee Lucebert doelt op de ontberingen die Breytenbach in gevangenschap moest ondergaan. Breytenbachs gevangenispoëzie over die tijd heeft veel indruk gemaakt. Gelukkig kan hij nu over heel andere zaken schrijven en schilderen.

Poëzie en beeldende kunst

Dat vandaag de opening van deze speciale editie van het sokkelproject literair samenvalt met de overdracht van een kunstwerk van Bertine Bosch, genereus geschonken door de kinderen van Marijke en Gerard van de Maar, onderstreept de verbinding tussen poëzie en beeldende kunst op fraaie wijze.

We staan hier niet naast zomaar veertien gedichten. Nee, “veertien sonnette vir ’n engel in Hengelo” sieren de sokkels, veertien unieke cadeaus van een internationaal geroemde Zuid-Afrikaanse kunstenaar voor een internationaal heel wat minder geroemde Nederlandse stad. Waar heeft Hengelo dit aan verdiend? En hoe gaat Hengelo met zo’n kostbaar cadeau om?

Raakruimtes

Zes jaar geleden, in 2009, vond in Hengelo in de zomer de manifestatie ‘Raakruimtes’ plaats. Een kleurrijk cultureel feest dat zijn aanleiding vond in de 70ste verjaardag van Breyten Breytenbach in september van dat jaar 2009.

Het zette Hengelo eventjes op de nationale en zelfs internationale kaart. Zo schreef Wim Boevink in het dagblad Trouw: “Hengelo heeft iets groots verricht.”

En de boekenbijlage van een gerenommeerd Zuid-Afrikaans dagblad besteedde liefst drie pagina’s aan wat ‘een gedenkwaardige viering’ en ‘het feest in Hengelo’ werd genoemd. In die boekenbijlage stond nog iets opmerkelijks. In een speciaal kader valt te lezen: “Breyten heeft veertien sonnetten voor het Hengelo-feest geschreven en de vijftiende voor deze boekenbijlage”, waarna het gedicht ‘het sonnet als verstekeling’ volgt.

Dat waren nog eens tijden!

Onderdelen van die manifestatie Raakruimtes waren onder andere een omvangrijke expositie met schilderijen van Breytenbach, een avond vol Zuid-Afrikaanse poëzie en muziek in de schouwburg, een sokkeltentoonstelling hier met een keuze uit Breytenbach’s rijke poëzie-oeuvre, plus de grote verrassing: de ‘veertien sonnette vir ’n engel in Hengelo’ die alle veertien in zeer groot formaat op veertien blinde muren in de stad waren geplakt en zo een paar maanden een poëziespeurtocht vormden. Met deze wel heel bijzondere sonnettencyclus toonde de bescheiden Breytenbach zijn grote dankbaarheid voor de manifestatie te zijner ere op buitengewoon originele wijze.

Na de geslaagde manifestatie Raakruimtes bleven de sonnetten in de hoofden van de organisatoren rondzingen. Daar moest toch iets mee worden gedaan, met zo’n uniek cadeau. Het liefst iets blijvends. Aangezien het culturele klimaat in Nederland omsloeg en veel cultureel leven in ons land bevroor als gevolg van de verkillende Zijlstra-ijstijd, gingen ook plannetjes rond de sonnetten in de ijskast. Maar de sonnetten bleven rondzingen.

Nu zijn ze terug, nog niet, ik herhaal, nog niet in de gedroomde en gewenste blijvende versie. Wel in hun oorspronkelijke Breytenbach vormgeving. Hopelijk als opmaat naar een passende bestemming op veertien buitenmuren in de Hengelose binnenstad. Dan zal er, naast de al bestaande Nederlandse dichtersroute in de wijk Groot-Driene, ook in de binnenstad tenminste altijd een fraai poëzieparcours af te leggen zijn. Dan is er altijd wat de doen in de stad, zelfs als het geen koopzondag is.

Tautologie van de stilte

Er zijn misschien mensen die zich bij het lezen van de sonnetten afvragen: is dit poëzie? Voor een antwoord op de vraag ‘Wat is poëzie’ zouden we te rade kunnen gaan bij Harry Mulisch. Mulisch stond in 2008 hier op de sokkels met zijn lange leerdicht ‘Wat poëzie is’ uit 1978. Hij zegt daarin onder andere dit: “Het is het één / dat in het ander schijnt. / Wat poëzie is / verwondert zo de wereld / En is zo onbereikbaar / als de regenboog.”

En bijna aan het einde van dat gedicht “Wat poëzie is” staat: “Poëzie met andere woorden / is de gouden tong van het zwijgen.”

Dat laatste komt heel dicht bij een regel uit het gedicht ‘Poëzie is’ uit 1984 van Breyten Breytenbach. Het gaat om de regel “Poëzie is een tautologie van stilte”. Maar Breytenbach gebruikt in dat gedicht nog eenenveertig andere omschrijvingen om te duiden wat ‘poëzie’ is, waaronder deze twee: “Poëzie is een waagstuk van taal” en “Poëzie is over haar toeren geraakte taal”. Dat zegt misschien ook iets over het soms onbegrijpelijke, niet grijpbare in zijn veertien sonnetten. Mocht u deze gedichten wat weerbarstig en ontoegankelijk vinden, denk dan even aan de stad waarvoor ze geschreven zijn …

'Slotregel'

Breytenbach is na 2009 blijven schrijven en blijven nadenken over dichtkunst. In zijn dit jaar in Nederland uitgebrachte bundel ‘In de loop van de woorden’ (de vertaling is wederom in de goede handen van Laurens Vancrevel) heeft hij woorden proberen te vinden om zijn huidige gedachten over dichten op papier te krijgen. Daar wil ik tenslotte twee voorbeelden van aanhalen.

Eerst uit het gedicht ‘de reis van de nachttovenaar’ de eerste strofe: “je zegt dat poëzie een schaduwspel is? / dat betekenis altijd op het punt staat te vertrekken / en het gedicht als een afgeworpen vervelling achterlaat?”

En tenslotte, een mooier slot lijkt me moeilijk te vinden, het gehele gedicht ‘slotregel’: “hoe moet je het aanleggen om het gedicht / af te sluiten en vast te flansen in het nauw / misschien met een rijmwoord / om klanken vast te lijmen / aan de voegen van de frase? / of als laatste regel in resonantie / om de schemerschijn van de betekenis / in de lucht te laten hangen?”

Lowie Gilissen, november 2015

Veel succes met het ontwaren van de schemerschijn van de betekenis in de veertien sonnetten!